Autogeen poederspuiten

Met poederspuiten, ook wel autogeen poederspuiten of poeder vlamspuiten genoemd, wordt in een acetyleen/zuurstof vlam met een temperatuurbereik van 3.000-3.200°C het materiaal, wat zich in poedervorm bevindt, door middel van een transportgas nauwkeurig gedoseerd, gesmolten en verstoven naar het werkstuk. De werking van de poeder spuitinstallatie wijkt niet ver af van de draad spuitinstallatie.

Er kunnen met autogeen poederspuiten een groot aantal metalen, legeringen en metaalverbindingen onder controleerbare omstandigheden verspoten worden. Dit geeft een microporeuze lamellaire structuur die relatief goedkoop kan worden aangebracht.

Als een laag [*] is aangebracht en deze heeft geen extra warmtebehandeling (insmelten) gehad, dan heeft de laag een matige trek- en rek sterkte maar wel een goede drukvastheid.

Na het insmelten ontstaat een metallurgische verbinding met het onderdeel en is de laag beter bestand tegen lijn- en puntbelastingen en krijgt het een homogene en gesloten structuur.

 

Toepassingen

• Afdichtingloopvlakken tegen het inlopen van de afdichtingen
• Kogelafsluiters ter verbetering van slijtvastheid en chemisch bescherming
• Ketelwanden van verbrandingsovens tegen hoge temperatuur erosie en chemische aantasting
• Reparaties of maatcorrecties van ingelopen as-tappen of lager zittingen met nikkel basis legeringen

 

[*] Niet alle materialen die met het autogeen poederspuiten proces worden aangebracht, zijn geschikt om een extra warmte behandeling te ondergaan.

Autogeen poederspuiten met insmelten

Na het aanbrengen van de deklaag heeft een bepaalde groep poeders, de zogenoemde insmeltlegeringen, een additionele warmtebehandeling nodig namelijk het insmelten of fusen. Het insmelten gebeurt bij een temperatuur van circa 1.060°C. In dit hoge temperatuurgebied, dat zowel het basismateriaal alsook het spuitmateriaal ondergaan, treedt diffusie op tussen coating en basismateriaal. Het resultaat is een metallurgische verbinding die homogeen van structuur is.